Hiv en andere aandoeningen

Maar er zijn ook aandoeningen die bij mensen met hiv vaker voorkomen dan bij anderen, die niet door de medicatie veroorzaakt worden. Dit worden co-morbiditeiten genoemd. Het gaat om onder andere hart- en vaatziekten, nier- en leverziekten, diabetes, mentale aandoeningen, kanker en botontkalking. Het risico hierop is groter als je hiv hebt, maar dat betekent niet dat iedereen met hiv die aandoeningen ook krijgt. Extra alertheid is wel geboden.

In het kort:

  • Hiv-medicatie kan bijwerkingen veroorzaken.
  • Ook hebben mensen met hiv meer kans op bepaalde aandoeningen, dit wordt co-morbiditeiten genoemd.

Bijwerking of co-morbiditeit?

Sommige hiv-remmers zorgen voor bepaalde aandoeningen, dit zijn dan bijwerkingen. Hier lees je meer over bijwerkingen. Het verschil tussen een bijwerking en een co-morbiditeit is dat een bijwerking een aandoening is die veroorzaakt wordt door medicatie, en dat een co-morbiditeit een aandoening is die door een andere reden vaker bij mensen met hiv dan bij mensen zonder hiv voorkomt.

Co-morbiditeiten voorkomen

Sommige aandoeningen kunnen voorkomen worden door bijvoorbeeld gezond te eten, te stoppen met roken of de viral load heel laag te houden. Maar toch geeft hiv een verhoogd risico op bepaalde aandoeningen. Het is natuurlijk niet vanzelfsprekend dat je hier last van krijgt. Hier lees je meer over gezond leven.

Botontkalking

Botontkalking (osteoporose) is een probleem waar een deel van de mensen met hiv mee kampt. Bij dergelijke klachten is het altijd de vraag wat de veroorzaker is. Is het de leeftijd, is het de hiv-infectie, is het een bijwerking van hiv-medicatie, of is het een combinatie van deze factoren? Voor botontkalking en het bijbehorende risico op botbreuken is de laatste jaren meer aandacht. Botontkalking komt vaker voor bij mensen met hiv dan bij mensen zonder hiv.

Kanker

Bepaalde vormen van kanker blijken vaker voor te komen bij mensen met hiv  dan onder de algemene bevolking. Maar raak niet in paniek: deze aandoeningen zijn ook bij mensen met hiv  zeldzaam. Leefstijl, ouderdom, roken, het laagste CD4-aantal dat je ooit had, het huidige CD4-aantal en hiv zelf spelen hier een rol. Maar hoe de verbanden exact liggen is nog niet bekend.

HPV, anuskanker en baarmoederhalskanker

Het humaan papillomavirus (HPV) is overdraagbaar via seks. Veel mensen zijn drager van HPV zonder hier klachten van te hebben. HPV loop je op door seksueel contact. Er zijn vele soorten HPV die de anus en genitaliën kunnen infecteren. HPV 16 en 18 zijn de belangrijkste veroorzakers van  anuskanker of baarmoederhalskanker.

Deze soorten kanker komen weinig voor, maar de kans op anus- en baarmoederhalskanker is groter bij mensen met hiv dan bij mensen zonder hiv. Dit komt mogelijk doordat  HPV gebruik maakt van het verminderde immuunsysteem. De kans op HPV-gerelateerde kanker wordt kleiner bij een goede therapietrouw, onmeetbare viral load, en een hoog aantal CD4-cellen.

Heel soms veroorzaakt HPV andere soorten kankers zoals vulvakanker, vaginale kanker, peniskanker, en mond- en keelkanker. Ook kan HPV leiden tot genitale wratten. Genitale wratten zijn één van de meest voorkomende soa’s.

Anuskanker

Sommige varianten van HPV kunnen leiden tot anuskanker. Mensen met hiv hebben een grotere kans op anuskanker dan mensen zonder hiv. De kans op anuskanker is voor mannen met hiv veel groter dan voor vrouwen met hiv.

Anuskanker geeft niet altijd klachten. De kenmerken van anuskanker zijn: bloedverlies uit de anus, jeuk of pijn in of rond de anus, zwellingen of knobbels, vaak het gevoel hebben te moeten poepen, verandering van de stoelgang (obstipatie of diarree). Veel van deze klachten passen echter ook bij andere aandoeningen, dus bespreek je klachten met je hiv-behandelaar en laat je eventueel ook onderzoeken op aambeien en andere soa’s.

Het voorstadium van  anale kanker heet AIN (anale intra-epitheliale neoplasie). Dit is een verstoring in de celdeling van het slijmvlies in en rondom de anus.

 

Baarmoederhalskanker

Sommige soorten HPV kunnen leiden tot baarmoederhalskanker. Vrouwen met hiv hebben een grotere kans op baarmoederhalskanker dan vrouwen zonder hiv.

Baarmoederhalskanker geeft niet altijd klachten. De kenmerken van baarmoederhalskanker zijn: bloedingen tijdens of vlak na de seks, bloedingen na de overgang, bloedingen tussen twee menstruatieperiodes in en ongewone afscheiding. Veel van deze klachten passen echter ook bij andere aandoeningen, dus bespreek je klachten met je hiv-behandelaar en laat je eventueel ook onderzoeken op andere soa’s.

Het voorstadium van baarmoederhalskanker heet CIN (cervicale intra-epitheliale neoplasie). Dit is een verstoring in de celdeling van het slijmvlies in en rondom de baarmoeder.

 

Neurologische problemen

De huidige hiv-medicatie geeft een kleine kans op neurologische problemen. Een neurologisch probleem is een storing in de hersenen, het ruggenmerg of de zenuwen. Er zijn heel veel verschillende soorten neurologische problemen, zoals vergeetachtigheid, dementie, en tintelingen in de handen of voeten (neuropathie).

Sinds nieuwe verbeterde hiv-medicatie is het grote gevaar van dementie weg, maar de kleinere ongemakken blijven bestaan. Lichtere vormen van afwijkend functioneren van de hersenen komen ondanks de verbetering van de hiv-medicatie nog wel voor. In het dagelijkse leven levert dat meestal nauwelijks of geen problemen op.

Op oudere leeftijd hebben alle mensen vaker neurologische problemen dan op jongere leeftijd. Het geheugen verzwakt, het lijf is wat strammer, de motoriek is minder krachtig. Maar dementie is voor mensen met hiv tegenwoordig bijna geen probleem meer. Op latere leeftijd kan dat anders zijn. Dan behoort de meest voorkomende vorm van dementie, namelijk Alzheimer, helaas ook tot de mogelijkheden.

Hiv en hepatitis B en C

Er is een verschil tussen hepatitis B en hepatitis C wat betreft verschijnselen, overdracht en medicijnen. Het zijn seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) die de lever aantasten. Hepatitis B of C kan een sluipmoordenaar zijn, omdat men de infectie vaak te laat ontdekt.

Dat geldt gelukkig niet meer voor mensen met hiv die al onder behandeling zijn. Bij hen ontdekt men die infecties voor het overgrote deel tijdig, zodat de behandeling van hepatitis snel kan plaatsvinden. Dat komt omdat de hiv-behandelaar de leverfunctie elk half jaar meet. En in Nederland is hepatitis ook goed te behandelen. Het risico op hepatitis is voor mensen met hiv een extra reden om zo vroeg mogelijk met hiv-medicatie te starten, omdat men daarmee het risico erop verkleint.

 

Griep en griepprik

Mensen met hiv en andere risicogroepen zoals ouderen en chronisch zieken krijgen elk jaar een oproep van de huisarts om zich gratis te laten vaccineren tegen de griep. Meestal is de griepprik zinvol voor mensen met een verzwakte afweer, COPD of chronische bronchitis. Het griepvirus is een veranderlijk virus, zodat de griepprik elk jaar nodig is. De vaccinatie is niet altijd volledig dekkend, dus garanties zijn er niet te geven dat je die winter geen griep zal krijgen. Heb je twijfels over de noodzaak van de griepprik, overleg dit dan met je huisarts of internist. Als je geen oproep krijgt, vraag er dan zelf naar bij je huisarts.

Deze informatie is nuttig